Waarom cultuurspecifieke zorg?

Tot in de jaren ‘60 vestigden 350.000 mensen uit het voormalig Nederlands-Indië zich in Nederland. Door de politieke situatie waren zij gedwongen om huis en haard te verlaten. De Japanse bezetting tussen 1942-1945 betekende voor velen internering in kampen, krijgsgevangenschap of een onzeker bestaan buiten de kampen. De hierop volgende onafhankelijkheidsstrijd was opnieuw een periode van geweld, dreiging en uiteindelijk gedwongen migratie. Veruit de grootste groep heeft zich volledig gericht op aanpassing en heeft succesvol een plaats verworden in de Nederlandse samenleving.

De eerste generatie Indische en Molukse ouderen is nu ouder dan 70 jaar. Wanneer zij zorg nodig hebben kunnen oorlogservaringen uit het verleden en cultuurspecifieke kenmerken als schaamte, wantrouwen en niet om hulp willen vragen, het lastig maken om passende zorg te bieden.

Het scholingsaanbod van Djalan Pienter bevordert de aansluiting van het zorgaanbod op de wensen en behoeften van deze ouderen. Kennis over betekenisvolle ervaringen uit het verleden geeft een beter inzicht in huidig gedrag en biedt handvatten om de zorg daarop aan te passen.

Inmiddels is de eerste generatie Indische en Molukse ouderen de leeftijd van 70 jaar gepasseerd. Bij het ouder worden treedt het verleden meer op de voorgrond. Oorlogservaringen kunnen dan alsnog leiden tot (angst gerelateerde) klachten. Vanzelfsprekend ontstaat ook bij deze groep ouderen de behoefte aan ondersteuning en voorzieningen, zoals hulp in de huishouding of aanpassingen aan de woning.

De drempel om hulp in te schakelen is echter voor deze Indische en Molukse ouderen soms te hoog. Schaamte en wantrouwen, het niet tonen van zwaktes en terughoudendheid om hulp in te schakelen buiten de eigen familie zijn diepgewortelde cultuurspecifieke kenmerken van deze ouderen.

Bij het ouder worden treedt het verleden meer op de voorgrond.

Oorlogservaringen kunnen leiden tot (angst gerelateerde) klachten.